Update Advies Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA )– 19 april

We namen als gemeente contact op met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Zij gaven als advies:

Wat kan een boer doen?
De boer kan met het oog zichtbare productvreemde delen met de hand verwijderen. Houd er rekening mee dat er na een brand ook verontreinigingen aanwezig kunnen zijn die niet het oog zichtbaar zijn. Daarnaast kan de boer totdat bekend is of er een risico voor de diervoederveiligheid is, het gewas niet aan de dieren voederen. Zoals hierboven beschreven moet de boer, indien hij het gewas aan dieren wil voeren, zorgdragen dat er sprake is van een veilig diervoeder. 

Een verontreinigd gewas kan mogelijk een bewerking ondergaan waardoor de verontreiniging wordt verwijderd. Na de bewerking moet wel onderzoek gedaan worden, om na te gaan of het bewerkte product daarna inderdaad geschikt is als diervoeder. Wat in de praktijk betekent dat de exploitant van het diervoederbedrijf dat het gewas verwerkt, moet (laten) onderzoeken of er sprake is van veilig diervoeder na de bewerking. Het is mogelijk om het gras nu te maaien en apart te houden, zolang het onderzoek duurt naar de veiligheid van het diervoeder. Als het gewas als afval wordt geclassificeerd, dan moet het gewas een bestemming buiten de diervoederketen krijgen. 

Aanvullende informatie NVWA - dierenvoeder
Diervoeder moet veilig zijn, deugdelijk zijn, zuiver, gezond en van goede handelskwaliteit. Gras (of andere gewassen) met glas en/of andere (chemische) verontreinigingen, is een risico voor de diervoederveiligheid. Diervoeder dat glas bevat, is ongeschikt als diervoeder. Is onduidelijk of het diervoeder veilig is? Dan geldt het voorzorgsbeginsel (artikel 7 van Verordening (EG) nr. 178/2002). Dat stelt dat maatregelen voor risicomanagement genomen moeten worden in afwachting van nadere informatie uit bijvoorbeeld onderzoeken. Verontreinigd gras mag niet voor diervoeder gebruikt worden, totdat de risico’s duidelijk en aanvaardbaar zijn, of totdat duidelijk is of er adequate beheersmaatregelen uitgevoerd kunnen worden. Dit geldt zowel voor de fysische (onder andere scherpe deeltjes) als de chemische (dioxinen, PAKs, etcetera) verontreinigingen. Exploitanten van diervoederbedrijven (dit zijn zowel veehouders als diervoederbedrijven) zijn zelf verantwoordelijk voor het garanderen van de veiligheid van de diervoeders. Dat staat in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002. Zij zijn dus zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van nadere onderzoeken en het opstellen van een risicoanalyse en moeten de geïdentificeerde risico’s aantoonbaar borgen. In geval van diervoeder met glas erin, is er sprake van materiaal dat niet geschikt is als diervoeder.